Hoofdlijnenbesluit regionale inkoop aanvullende jeugdzorg

Op 4 september debatteerde de gemeenteraaad over de inkoop van aanvullende jeugdzorg in regionaal verband. Hierachter volgt de inbreng van de Diemense VVD.

Hoofdlijnenbesluit inkoop aanvullende jeugdhulp 2028-2038

Vanwege een foute adressering heb ik pas vanmorgen de technische vragen verstuurd naar onze griffier. Desondanks kregen we reeds aan het begin van de middag de antwoorden op onze vragen. De complimenten aan betrokkenen.

Allereerst willen wij gezegd hebben dat de VVD goede jeugdzorg uitermate belangrijk vindt. Dan naar het Hoofdlijnenbesluit.

De VVD begrijpt dat er sprake is van een belangrijke koersverandering op het terrein van de jeugdzorg. De steeds verder oplopende kosten maken een herbezinning onontkoombaar. Belangrijke oorzaak is de toename van het aantal jeugdigen, in de jeugdzorg. Er circuleren berichten dat, in een beperkt aantal jaren tijd, het aantal jeugdigen dat een of andere vorm van jeugdzorg ontvangt, is toegenomen van 1 op 13 naar 1 op 7. Een onrustbarende ontwikkeling. Het vele social media gebruik door jeugdigen zou een belangrijke boosdoener zijn.

Als belangrijke elementen van die nieuwe koers of gedeeltelijke nieuwe koers lezen wij:

De verplichte regionale samenwerking met Amsterdam en de DUO gemeentes. Hetgeen inhoudt een gezamenlijke, regionaal georganiseerde, inkoop van aanvullende jeugdzorg.

Het in fysieke zin dichter bij de cliënten brengen van de zorg.

Het verkleinen van de uitbesteedde specialistisch jeugdhulp door de inzet van sterke lokale teams die een groter deel van de jeugdzorg zelf kunnen verlenen. Wij begrijpen dat dit onder meer gepaard kan gaan met bijvoorbeeld het door de gemeente in dienst nemen van extra psychologen.

De inzet van gebiedsknooppunten. Deze knooppunten zullen een regierol vervullen. We begrijpen dat zij ervoor dienen te zorgen dat er prioriteiten worden gesteld. En dat uiteindelijk geen jeugdigen en daarmee ook gezinnen buiten de boot vallen. Een technische vraag die pas later opborrelde is wat onder een gebied moet worden verstaan. Is de Gemeente Diemen één gebied. Of wordt bijvoorbeeld Diemen opgesplitst in meerdere gebieden.

De zorg meer focussen op het gezin eerder dan alleen op de jeugdigen. Waardoor problemen meer in samenhang kunnen worden benaderd. En daardoor effectiever en waarschijnlijk ook efficiënter kunnen worden opgelost.

Er zal sprake zijn van taakgericht werken ten aanzien van de aanvullende jeugdzorg. Dat wil zeggen dat de focus moet liggen op het bereiken van inhoudelijke doelen. Dit houdt tegelijkertijd lumpsum financiering in. Een financiering die wordt afgeleid uit de beschikbare gemeentelijke budgetten voor jeugdzorg.

De regionale aanpak moet er voor zorgen dat de administratieve lasten worden verlicht. Zowel voor de gemeentes als voor de aanbieders van de aanvullende jeugdzorg. Niet duidelijk werd uit de stukken hoe de kosten over de deelnemende gemeentes precies  zullen worden verdeeld. Is dat naar rato van het aantal inwoners, naar rato van het aantal jeugdigen of naar rato van het aantal cliënten?

Daarbij lezen we op blz 16 van de nota ook dat het taakgericht werken een substantiële omvang van taak en budget vereist om effectief te zijn. Met name waar het gaat om kostbare voorzieningen waarvan een beperkt aantal cliënten gebruik maakt. Dit lijkt te suggereren dat er sprake zal zijn van een zekere risicospreiding over gemeenten. Daar waar het gaat om extreem dure zorg voor een beperkt aantal jeugdigen. En waar met name de kleine gemeenten niet gericht op kunnen begroten. Graag horen wij van de wethouder hoe de bekostiging van deze dure zorg gaat worden toegerekend richting gemeentes.

Ook wordt binnen het financieel kader gesproken over een solidariteitsprincipe. Dit alles maakt het heel lastig om te doorgronden hoe een en ander straks financieel zal reilen en zeilen.

Dan wordt er gesteld dat om de nieuwe koers succesvol te kunnen varen het nodig is om meerjarige contracten met zorgaanbieders af te sluiten. Hiermee zullen zorgaanbieders zich eerder daadwerkelijk committeren aan de doelstellingen. En eerder geneigd zijn om relevante en wellicht substantiële investeringen te doen. Dat lijkt ons een correcte veronderstelling.

Ten slotte worden er in de Raadsvoordracht een flink aantal risico’s aangedragen die gepaard gaan met de invoering van de nieuwe systematiek. Het is dus lastig om in te schatten in hoeverre de nieuwe insteek op den duur succesvol zal zijn. Wij vragen de wethouder om met ons te delen hoe hij aankijkt tegen de genoemde risico’s. En hoe hij de kans op succes van de nieuwe manier van werken inschat. Daarbij wellicht gebruikmakend van de ervaringen, die in Amsterdam en elders, al zijn opgedaan met een deel van de systematiek. Hoe wellicht andere Nederlandse regio’s al ervaringen hebben opgedaan met een vergelijkbare manier van werken. En misschien zelfs aan de hand van ervaringen in het buitenland.

Dan over de gevraagde beslissing. We vragen ons af wat de insteek wordt wanneer één of meerdere gemeentes het eens zijn met de geformuleerde visie maar zich op bepaalde punten niet kunnen vinden in de richtinggevende uitspraken? Of andersom.

Tot zover.