Hoofdlijnenbesluit
inkoop aanvullende jeugdhulp 2028-2038
Vanwege een
foute adressering heb ik pas vanmorgen de technische vragen verstuurd naar onze
griffier. Desondanks kregen we reeds aan het begin van de middag de antwoorden
op onze vragen. De complimenten aan betrokkenen.
Allereerst
willen wij gezegd hebben dat de VVD goede jeugdzorg uitermate belangrijk vindt.
Dan naar het Hoofdlijnenbesluit.
De VVD
begrijpt dat er sprake is van een belangrijke koersverandering op het terrein
van de jeugdzorg. De steeds verder oplopende kosten maken een herbezinning onontkoombaar.
Belangrijke oorzaak is de toename van het aantal jeugdigen, in de jeugdzorg. Er
circuleren berichten dat, in een beperkt aantal jaren tijd, het aantal
jeugdigen dat een of andere vorm van jeugdzorg ontvangt, is toegenomen van 1 op
13 naar 1 op 7. Een onrustbarende ontwikkeling. Het vele social media gebruik
door jeugdigen zou een belangrijke boosdoener zijn.
Als
belangrijke elementen van die nieuwe koers of gedeeltelijke nieuwe koers lezen
wij:
De
verplichte regionale samenwerking met Amsterdam en de DUO gemeentes. Hetgeen
inhoudt een gezamenlijke, regionaal georganiseerde, inkoop van aanvullende
jeugdzorg.
Het in
fysieke zin dichter bij de cliënten brengen van de zorg.
Het
verkleinen van de uitbesteedde specialistisch jeugdhulp door de inzet van
sterke lokale teams die een groter deel van de jeugdzorg zelf kunnen verlenen.
Wij begrijpen dat dit onder meer gepaard kan gaan met bijvoorbeeld het door de
gemeente in dienst nemen van extra psychologen.
De inzet van
gebiedsknooppunten. Deze knooppunten zullen een regierol vervullen. We
begrijpen dat zij ervoor dienen te zorgen dat er prioriteiten worden gesteld.
En dat uiteindelijk geen jeugdigen en daarmee ook gezinnen buiten de boot
vallen. Een technische vraag die pas later opborrelde is wat onder een gebied
moet worden verstaan. Is de Gemeente Diemen één gebied. Of wordt bijvoorbeeld
Diemen opgesplitst in meerdere gebieden.
De zorg meer
focussen op het gezin eerder dan alleen op de jeugdigen. Waardoor problemen
meer in samenhang kunnen worden benaderd. En daardoor effectiever en
waarschijnlijk ook efficiënter kunnen worden opgelost.
Er zal
sprake zijn van taakgericht werken ten aanzien van de aanvullende jeugdzorg.
Dat wil zeggen dat de focus moet liggen op het bereiken van inhoudelijke
doelen. Dit houdt tegelijkertijd lumpsum financiering in. Een financiering die
wordt afgeleid uit de beschikbare gemeentelijke budgetten voor jeugdzorg.
De regionale
aanpak moet er voor zorgen dat de administratieve lasten worden verlicht. Zowel
voor de gemeentes als voor de aanbieders van de aanvullende jeugdzorg. Niet
duidelijk werd uit de stukken hoe de kosten over de deelnemende gemeentes
precies zullen worden verdeeld. Is dat
naar rato van het aantal inwoners, naar rato van het aantal jeugdigen of naar
rato van het aantal cliënten?
Daarbij
lezen we op blz 16 van de nota ook dat het taakgericht werken een substantiële
omvang van taak en budget vereist om effectief te zijn. Met name waar het gaat
om kostbare voorzieningen waarvan een beperkt aantal cliënten gebruik maakt.
Dit lijkt te suggereren dat er sprake zal zijn van een zekere risicospreiding over
gemeenten. Daar waar het gaat om extreem dure zorg voor een beperkt aantal
jeugdigen. En waar met name de kleine gemeenten niet gericht op kunnen
begroten. Graag horen wij van de wethouder hoe de bekostiging van deze dure
zorg gaat worden toegerekend richting gemeentes.
Ook wordt
binnen het financieel kader gesproken over een solidariteitsprincipe. Dit alles
maakt het heel lastig om te doorgronden hoe een en ander straks financieel zal
reilen en zeilen.
Dan wordt er
gesteld dat om de nieuwe koers succesvol te kunnen varen het nodig is om
meerjarige contracten met zorgaanbieders af te sluiten. Hiermee zullen
zorgaanbieders zich eerder daadwerkelijk committeren aan de doelstellingen. En eerder
geneigd zijn om relevante en wellicht substantiële investeringen te doen. Dat
lijkt ons een correcte veronderstelling.
Ten slotte
worden er in de Raadsvoordracht een flink aantal risico’s aangedragen die
gepaard gaan met de invoering van de nieuwe systematiek. Het is dus lastig om
in te schatten in hoeverre de nieuwe insteek op den duur succesvol zal zijn.
Wij vragen de wethouder om met ons te delen hoe hij aankijkt tegen de genoemde
risico’s. En hoe hij de kans op succes van de nieuwe manier van werken inschat.
Daarbij wellicht gebruikmakend van de ervaringen, die in Amsterdam en elders,
al zijn opgedaan met een deel van de systematiek. Hoe wellicht andere Nederlandse
regio’s al ervaringen hebben opgedaan met een vergelijkbare manier van werken.
En misschien zelfs aan de hand van ervaringen in het buitenland.
Dan over de
gevraagde beslissing. We vragen ons af wat de insteek wordt wanneer één of
meerdere gemeentes het eens zijn met de geformuleerde visie maar zich op
bepaalde punten niet kunnen vinden in de richtinggevende uitspraken? Of
andersom.
Tot zover.